Urologie is een complex vakgebied, en sommige aandoeningen vereisen gespecialiseerde zorg die verder gaat dan de mogelijkheden van de eerstelijnsdierenarts.
Bij het onderzoek van het urinewegprobleem van uw dier volgen we een aantal stappen om de aandoening van uw dier goed in beeld te brengen:
- uitgebreid gesprek over welke klachten uw dier vertoont
- echografisch onderzoek van nieren, blaas en plasbuis
- urineonderzoek
- urinekweek
- eventueel röntgenologisch onderzoek
Bij het eerste consult nemen we de tijd voor deze stappen en nemen u mee in het afwegen van welke stappen wanneer het beste uitgevoerd kunnen worden. Hierom zal het eerste consult gemiddeld genomen een uur duren. Wij vinden het belangrijk dat u naar huis gaat met een goed begrip van de aandoening van uw dier met voldoende informatie om de juiste afweging te maken voor de behandeling van uw dier.
U kunt naar ons worden verwezen voor onder andere:
Helaas komt het voor dat een hond of kat meerdere keren klachten laat zien van vaak kleine beetjes plassen, moeite hebben met plassen of lang zitten/staan zonder dat er urine komt. Bij teven kan dit veroorzaakt worden door een bacteriele infectie van de urinewegen. Er zijn een aantal bacterien bekend, die vaak voorkomen. De Proteus bacterie zit vaak in de blaasholte en zorgt voor ontsteking van de blaas, maar de E. coli-bacterie is een dondersteen. Hij kan niet alleen in de blaasholte voorkomen, maar ook in de blaaswand kruipen of zelfs via de afvoerbuizen van de nieren naar het nierbekken oplopen. En als de coli-bacterie dit doet, is het bekend dat honden meer gaan drinken en dus meer plassen.
De eerste aanpak is na urineonderzoek te starten met een antibioticumkuur gedurende 5 tot 10 dagen. Als de klachten dan weer terugkeren na het stoppen met de kuur, is er sprake van een recidief. Dit kan betekenen dat de kuur onvoldoende lang is geweest, zeker als de bacterie zoals E. coli in de wand is gekropen. Of dat er ergens een nestje van bacterien verstopt zit in de urinewegen. Dit komt voor bij dieren die afwijkend gebouwd zijn, zoals afwijkende aanleg van de nierafvoerbuizen (namelijk in de plasbuis in plaats van de blaas) of een litteken in de blaaspunt, het urachuslitteken. De laatste is een restant van de embryonale fase van het dier in de buik van de moeder. Ze plassen dan via de navelstreng, maar na de geboorte gaat deze verbinding dicht met soms een klein litteken. Als een dier geen infectie heeft, hebben ze daar geen last van. Maar zodra er een infectie in de blaas terecht komt, kan deze zich verstoppen in het litteken en elke keer zorgen voor terugkeer van de infectie.
Voor bloedingen in de urine is het belangrijk om het geslacht te weten. Bij reuen kunnen deze namelijk voorkomen door prostaatproblemen, waar het bij teven vaak komt door een infectie in de blaas of poliepen. Bij katten is het vaak te zien bij de zogenaamde idiopathische cystitis, een steriele blaasontsteking ontstaan door stress van het dier.
Bij de reu kan het voorkomen dat hij niet meer kan plassen. Dit komt vaak doordat er een verstopping optreedt in de plasbuis. Dit kan komen doordat er iets in de weg zit (mechanische obstructies) of doordat de sluitspier niet meer goed kan ontspannen (functionele obstructie).
Hetgeen dat in de weg kan zitten is bij een intacte reu een vergrote prostaat of stenen. In het laatste geval kan de hond de urine helemaal niet meer kwijt en zal zijn blaas overvuld raken. De nieren kunnen dan de afvalstoffen ook niet meer kwijt en de hond vergiftigd zichzelf. Soms kan de hond nog wel langs de steen plassen, en de urinestraal is dan smaller en minder krachtig.
Als er geen verstopping is van weefsel of stenen, dan is er sprake van een sluitspier van de plasbuis die niet goed kan ontspannen. Dit wordt ookwel vesico-urethrale dyssynergie genoemd. Hierbij wil de blaas bij plassen graag samentrekken en de urine via de plasbuis afvoeren, maar de sluitspier reageert niet op de zenuwprikkel en blijft aangespannen. Het gevolg is dat de reu blijft proberen te plassen, maar er niets of weinig komt.
Bij de kater is het bekend dat ze niet meer kunnen plassen. Dit kan komen doordat er een verstopping in de plasbuis optreedt, door een plug (een soort stopverf van blaascellen en blaasgruis) of steentjes. De steentjes zijn vaak enkele mm klein, maar kunnen vastlopen in de penispunt. Als dat gebeurt, dan zal de kat vaak naar bak gaan om te plassen zonder resultaat.
Urineverlies kan bewust of onbewust gebeuren. Het is belangrijk hier onderscheid in te maken aangezien bewust urineverlies een andere aanpak en behandelwijze heeft dan onbewust urineverlies:
- Urineverlies waarvan de hond zich niet bewust is dat hij/zij urine verliest noemen we incontinentie. De hond verliest ongemerkt druppeltjes of plasjes urine in huis. Dit kan overal en de gehele dag door gebeuren, maar kan ook alleen tijdens het slapen, op schoot, tijdens hoesten en blaffen optreden. Deze vorm van incontinentie zien we veel vaker bij teven dan bij reuen. De plasbuis van een teef is namelijk korter en wijder dan deze van de reu.
- Het bewust urineren in huis, waarbij de hond echt zelf weet dat zij of hij plasjes doet, noemen we: plassen op de verkeerde plaats. Dit kan veroorzaakt worden door:
- toegenomen urineproductie en de plas niet lang genoeg kunnen ophouden;
- blaasproblemen zoals een overactieve blaas.
- De laatste vorm van urineverlies kan optreden als onderdeel van ongewenst gedrag door onderdanigheid, angst, onvoldoende zindelijkheidstraining, of territoriaal markeergedrag.
Oorzaken voor urineverlies
De meest voorkomende oorzaken zijn:
- Toegenomen urineproduktie
De nieren van een hond kunnen door verschillende oorzaken de urine niet meer goed concentreren of het dier drinkt teveel water. Beide oorzaken geeft te veel urineproductie. In beide gevallen kan een hond zoveel urine maken dat de blaas te vol komt te zitten en de hond de plas niet meer op kan houden. Door te kijken naar het soortelijk gewicht van de urine proberen we onderscheid te maken tussen te veel drinken en te veel urine produceren. Het soortelijk gewicht geeft namelijk aan hoe goed de urine geconcentreerd is. Als deze boven de 1.030 komt dan doen de nieren prima kun werk. Is het soortelijk gewicht lager dan 1.030 dan kan dit heel goed normaal zijn, maar kan er ook sprake zijn van onvoldoende concentreren van de urine door de nieren. Wij vinden het dan belangrijk om na te gaan hoeveel water de hond per 24 uur drinkt en willen een aantal maal de ochtendurine bekijken. De ochtendurine is bij honden, net als bij mensen, meestal het beste geconcentreerd. Blijft het hierdoor nog onduidelijk of het normaal of abnormaal is, dan gaan we 11 urinemonsters over de dag verdeeld bekijken om na te gaan hoe goed uw hond gedurende de dag kan concentreren. - Infectie van de blaas en urinewegen
Infecties van de urinewegen kunnen zowel incontinentie als plassen op de verkeerde plaats veroorzaken. Een blaasinfectie met bacteriën zal over het algemeen zorgen voor vaak kleine plasjes (ook op de verkeerde plaats), maar de infectie kan ook onbewust urineverlies veroorzaken door een verhoogde aandrang of een overactieve blaas. Honden die al incontinent waren hebben sowieso een verhoogde kans op het krijgen van infecties en dat zal het al aanwezige urineverlies dus verergeren. Het is daarom altijd belangrijk om bij elke vorm van incontinentie (of bij plotselinge verslechtering daarvan) de urine te controleren op infecties en deze op een goede manier te behandelen. Het meest betrouwbare onderzoek voor infecties is een algemeen urineonderzoek en een bacteriekweek van verse en steriel afgenomen urine, verkregen door het aanprikken van de blaas. Zie 'Aanhoudende of terugkerende urineweginfecties'. - Aangeboren oorzaken zoals een afwijkende uitmonding van de afvoerbuizen van de nieren naar de blaas (ectopische ureter)
Meestal zijn deze dieren incontinent vanaf jonge leeftijd, maar soms kan het probleem pas op latere leeftijd aan het licht komen. Het kan voorkomen bij honden en katten. Een ectopische ureter is een abnormale uitmonding van de verbinding van de nier met de blaas. De verbinding mondt niet uit op de juiste plaats in de blaas, maar kan te ver naar achteren uitmonden, in de plasbuis zelf of in de vagina (zie rode lijnen). De afwijkende uitmonding kan aan één of beide nieren voorkomen.
Via een operatie kan een normale verbinding van nier naar blaas gemaakt worden, zodat het dier weer continent wordt. Hierdoor komt de urine van de nier in de blaas terecht in plaats van in de plasbuis. Soms hebben dieren met ectopische ureteren ook een minder goed werkende sluitspier van de blaas, waardoor ze toch nog wat urine blijven lekken. Daarnaast blijven ze levenslang vatbaar voor opkruipende infecties. Dus dat moet goed in de gaten gehouden worden. - Onvoldoende werking van de sluitspier van de blaashals en plasbuis
Deze aandoening zien we voornamelijk in gecastreerde of gesteriliseerde honden, en vooral bij teven waar de eierstokken zijn verwijderd. Waarschijnlijk spelen de veranderingen in hormonen een belangrijke rol. Ook een toegenomen lichaamsgewicht en ouder worden verminderen de werking van de sluitspier. Hierdoor is de aandoening meestal chronisch en kan het urineverlies in de loop van de tijd geleidelijk erger worden. De behandeling zal daarom met de tijd aangepast of bijgesteld moeten worden. Daarbij kunnen de hierboven vermelde problemen (meer gaan drinken en plassen, urineweginfecties of aangeboren oorzaken) eveneens bijdragen aan het urineverlies.
Diagnose
Om te kunnen beoordelen wat de oorzaak is voor de incontinentie zijn een aantal medische onderzoeken van uw dier erg belangrijk. Er wordt gestart met een echografie van de nieren, de afvoerbuizen van de nieren naar de blaas, de blaas en de plasbuis. Met echografie kan alleen het deel van de plasbuis onderzocht worden dat in de buik ligt. Het deel van de plasbuis dat door het bekkenkanaal loopt kan de echo niet in beeld brengen, maar kunnen we wel voelen bij rectaal onderzoek of in beeld brengen met röntgenonderzoek in combinatie met contrastmiddel.
Naast de beeldvorming (echo en röntgen) is het erg belangrijk dat de urine op de juiste manier verzameld wordt voor een algemeen urineonderzoek en een bacteriekweek voor controle op een infectie. Bij een algemeen onderzoek wordt in de urine gelet op het soortelijk gewicht, de zuurtegraad en microscopisch kleine deeltjes zoals cellen en kristallen. Het vervolgonderzoek en de behandeling van de incontinentie zijn afhankelijk van deze bevindingen en de uitslagen zullen dan ook uitgebreid met u besproken worden, zodra ze bekend zijn.
Behandeling
Afhankelijk van de oorzaak van incontinentie zijn er verschillende behandelingen mogelijk.
- Wat gebeurt er bij een verminderde urineconcentratie?
Als de urine van uw dier minder geconcentreerd is dan normaal, is verder onderzoek nodig om de oorzaak te vinden. Dit onderzoek wordt meestal uitgevoerd door een specialist in Interne Geneeskunde. De specialist zal bloedonderzoek en soms extra urineonderzoek doen om een duidelijk beeld te krijgen. Op basis van de resultaten wordt een behandelplan opgesteld. - Behandeling van een bacteriële infectie
Als er sprake is van een bacteriële infectie, krijgt uw dier een antibioticakuur. Het is belangrijk om tijdens én na de kuur de urine te controleren met een urinekweek. Zo kunnen we zeker weten dat de infectie helemaal verdwenen is en niet terugkomt. De meest betrouwbare manier om urine te verzamelen voor dit onderzoek is via een blaaspunctie. - Behandeling van ectopische ureteren
Bij ectopische ureteren (afwijkend aangelegde urineleiders) is vaak een operatie nodig om de afwijking te corrigeren. Dit is belangrijk om de urineafvoer normaal te maken. - Behandeling van een slecht werkende sluitspier
Bij een slecht functionerende blaassluitspier zijn er verschillende opties:
Medicatie:
Dit is meestal de eerste stap. Soms heeft een dier moeite met het goed afsluiten van de blaas. Er zijn verschillende medicijnen die kunnen helpen, afhankelijk van de oorzaak:
- Sluitspieraanspanners
Deze medicijnen stimuleren de zenuwen van de sluitspier, waardoor deze sterker werkt:- Propalin® (vloeistof) of Tensurin® (tablet):
Dit middel werkt specifiek op de alfa2-receptoren, die een belangrijke rol spelen bij het aanspannen van de sluitspier. - Enurace®:
Dit werkt zowel op alfa2- als alfa1-receptoren. Alfa1-receptoren bevinden zich meer op andere plekken, zoals in bloedvaten, waardoor dit middel minder specifiek op de sluitspier werkt.
- Propalin® (vloeistof) of Tensurin® (tablet):
- Hormonen
Hormonen kunnen in bepaalde situaties helpen om de sluitspier beter te laten functioneren:- Incurin® (oestrogenen):
Geschikt voor teven na sterilisatie (verwijdering van de eierstokken). Dit vrouwelijke hormoon verbetert de aanspanning van de sluitspier in de plasbuis. - Suprelorin®:
Dit middel beïnvloedt de hormoonproductie via de hypofyse (een klein orgaan in de hersenen). Dit kan soms helpen om de sluitspier sterker te maken.
- Incurin® (oestrogenen):
Chirurgie:
Als medicijnen onvoldoende of geen effect hebben dan zijn er verschillende operatieve ingrepen mogelijk om toch het urineverlies te beperken.
- Depotinjecties onder het slijmvlies van de plasbuis:
tijdens een kijkoperatie (urethroscopie) wordt onder het slijmvlies van de plasbuis op enkele plaatsen een elastisch materiaal gespoten, dat zorgt dat de doorsnede van de plasbuis kleiner wordt. Hierdoor wordt het voor de plasbuis gemakkelijk om met een zwakkere sluitspier toch de plas op te houden. - Colposuspensie:
hierbij wordt vanuit de buik de vagina naar voren getrokken en vastgezet aan de buikwand. De plasbuis wordt hierdoor langer, maakt een extra knikje over de bekkenrand en de blaashals ligt hierbij in de buikholte in plaats van in het bekkenkanaal. Tevens zal de vagina ook de plasbuis ‘omarmen’ en wat dichter drukken. Dit zal de sluitspier helpen met het continent blijven. Bij de reu bestaat een soortgelijke operatie waarbij de zaadleiders worden vastgezet aan de buikwand (vasopexie). Beide operaties kunnen door middel van een normale buiksnede gedaan worden of via een kijkoperatie. - Artificiële Urethrale Sluitspier (kunstmatige sluitspier om de plasbuis):
hierbij wordt door een operatie een siliconen sluitspier om de plasbuis aangelegd, die opgeblazen kan worden. De kunstmatige sluitspier wordt aangelegd via een buikoperatie. Na de operatie wordt zes weken gewacht totdat het operatiegebied weer genezen is. Dan wordt de kunstmatige sluitspier in stapjes gevuld met fysiologisch zoutoplossing om meer druk te gaan geven op de plasbuis totdat er geen urineverlies meer wordt gezien, maar de hond nog wel voldoende kan uitplassen.
Na de diagnose
Afhankelijk van de bevindingen uit het onderzoek dat bij uw hond is verricht, zal de specialist met u een plan maken voor de aanpak van de incontinentie. Uiteraard wordt ook uw eigen dierenarts bij dit plan betrokken. Uit het voorgaande zal u duidelijk geworden zijn dat incontinentie vaak een ingewikkeld probleem is en dat het soms lastig is om de incontinentie volledig of op korte termijn op te lossen. Zolang het probleem nog niet opgelost is kunt u gebruik maken van enkele producten die het leven met een incontinente hond kunnen verbeteren.
- Medical Pet shirt: dit is een romper ontwikkeld voor honden. Hierin kan eenvoudig een maandverband of incontinentieverband geplakt worden, waardoor gelekte urine opgevangen kan worden.
- Loopsheidbroekje: bij teven kan ook een loopsheidbroekje aangedaan worden, waarin een maandverband of incontinentieverband geplakt kan worden.
- Hondenmand: er zijn hondenmanden ontwikkeld die gelekte urine doorlaten, zodat de hond wel droog blijft liggen, het zogenaamde SleePee Time bed. Deze zijn over het algemeen verkrijgbaar via webshops.
Wij horen uiteraard graag uw tips of ervaringen over dit soort producten zodat we daar ook andere mensen in de toekomst mee kunnen helpen.